Afgelopen zaterdag speelde Henk-Jan Mol zijn laatste wedstrijd in Quick I…
…en terwijl ik denk te weten dat hij dit haat, is het stoppen van een clubicoon – door een hardcore fan als Chuff wordt hij zelfs ‘legend’ genoemd – een reden voor een stukje.
Ik weet niet of het helemaal waar is, maar dit vertel ik altijd over de transitiecurve van Elisabeth Kübler-Ross:
“De transitie-, oorspronkelijk rouwverwerkingscurve van Elisabeth Kübler-Ross is geboren uit haar ervaring met het begeleiden van mensen met een ongeneeslijke ziekte. Zij ontdekte dat mensen die wisten dat ze gingen sterven op hoofdlijnen dezelfde emoties doormaakten. In dezelfde volgorde. Later werd de rouwverwerkingscurve ook toegepast op veranderingen in het bedrijfsleven, omdat grofweg tachtig procent van alle mensen die met een verandering – van welke aard dan ook – te maken krijgen op dezelfde manier reageert als mensen voor wie de dood nadert. Een van de eerste fases van de transitiecurve is ontkenning. Je weet wel dat iets anders wordt, maar weigert het te erkennen.”
Ik denk, nee weet dat ik daarom schreef te behoren tot iedereen die Henk niet serieus neemt wanneer hij zegt dat de finale tegen Hermes DVS zijn laatste wedstrijd is geweest. Toch is het zo.
Henk debuteerde in 1993, het jaar dat Quick kampioen werd van de Eerste Klasse en promoveerde naar de Hoofdklasse (de huidige Topklasse). Meer dan de helft van het Quick I van 2023 was in 1993 nog niet geboren. Henks cricketcarrière omvat 31 seizoenen, langer dan (bijvoorbeeld) Jim Morrison, Jimi Hendrix en Kurt Cobain leefden. Na het kampioenschap van 1993 speelde Quick 26 jaar op het hoogste niveau. Henk vierde een landskampioenschap Twenty20 (in 2007) en werd met zijn team twee keer achtereen eendaagse-kampioen van Nederland (in 2013 en 2014). Tussen de bedrijven door kwam hij 37 keer voor Oranje uit, onder andere tijdens de World Cup van 2003 in Zuid-Afrika, Zimbabwe en Kenia (meer over Henks capriolen in het Nederlands elftal kun je lezen in Windmills Dykes and Wides (windmills-dykes-and-wides.nl)).
Niemand speelde meer wedstrijden in Quick I dan Henk. In 2007 kreeg hij de Bronzen Haan voor zijn tweehonderdste wedstrijd, bij het scheiden van de markt zou hij nog één wedstrijd moeten spelen voor een tweede (als er zoiets zou zijn als een tweede Bronzen Haan). Om dit in een context te plaatsen: slechts 22 Quick-cricketers kregen een Bronzen Haan, slechts 6 Hanen speelden meer dan 300 wedstrijden. De enige nog actieve cricketer in Henks kielzog is, niet geheel toevallig, zijn broer. Geert-Maarten debuteerde 6 jaar later dan Henk en loopt met 344 wedstrijden in het eerste 55 potjes (om en nabij 4 volledige seizoenen) achter. Naast 399 eendaagse-wedstrijden in het beste elftal van Quick speelde Henk talloze Twenty20-potjes. Het wordt tijd dat we daar ook eens statistieken van gaan bijhouden, maar dat voor nu terzijde.
Niemand maakte meer runs voor Quick I dan Henk: 7.787 in 356 innings, met een hoogste score van 129 en een gemiddelde van 25,36. Iedereen die cricket leuk vindt, heeft wel een herinnering aan een optreden van Henk. Misschien kunnen we die op een andere plek eens delen.
Als bowler moet hij wat aantal wickets betreft Jan van Exel, Pieter Marseille en Edgar Schiferli voor laten gaan. Evenzogoed is 453 een indrukwekkend aantal. Er zijn mensen die beweren dat hij (een van) de beste bowler(s) van zijn tijd was. Voor de volledigheid: Henk pakte ook nog 121 vangen.
Quick blinkt niet uit in het eren van sporthelden. Laten we daar snel (een relatief begrip, met de cricketwinterslaap voor de boeg) verandering in brengen. En dan niet omdat Henk erop zit te wachten (welnee, die vindt al die aandacht waarschijnlijk maar niks en gaat straks lekker in het tweede spelen), maar wel omdat het ons als vereniging zou sieren iets vaker stil te staan bij de sportieve prestaties van onze leden.